8.3.07

Een heel nieuw wielerseizoen (2)

'Langzamerhand begon ik een zekere verstandhouding met de barman te krijgen. Altijd als we elkaar tegenkwamen op de trap knikten we elkaar toe. Wanneer ik aan het einde van de middag mijn kopje koffie ging drinken, maakten we wel eens een praatje. We hadden het over voetbal, over autoraces. Dat we niet over een gemeenschappelijke taal beschikten, deerde ons niet. Over wielrennen, bijvoorbeeld, raakten we niet uitgepraat. Moser, zei hij. Merckx, merkte ik even later op. Coppi, zei hij, Fausto Coppi. Ik roerde met mijn lepel in mij koffie, knikte instemmend, peinzend. Bruyère, mompelde ik. Bruyère? zei hij. Ja zeker, Bruyère. Hij leek niet overtuigd. Ik meende dat de conversatie daar wel zou stagneren, maar toen ik aanstalten maakte van de bar op te staan, hield hij me tegen bij mijn arm. Gimondi, zei hij. Van Springel, antwoordde ik. Planckaert, voegde ik eraan toe, Dierieckx, Willems, Van Impe, Van Looy, De Vlaeminck, Roger de Vlaeminck en zijn broer Eric. Wat kon iemand daar nog op zeggen? Hij liet het erbij. Ik betaalde de koffie en ging terug naar mijn kamer.'
Jean-Philippe Toussaint, De badkamer (p. 50-51)

Geen opmerkingen: