31.1.05

26

Morgen word ik 26.
'Het vruchtje begint te rijpen,' aldus mijn collega.

29.1.05

Uit

Omdat ik bijna jarig ben, willen we vanavond Uit Eten.
Maar vanavond is het ook Het Eiland op tv. Dus probeert mijn lief nu de video recorder aan de praat te krijgen. Wat niet meevalt: er zijn te veel kabels en te weinig gaatjes en er is ook iets mis met het geluid.

28.1.05

W817

Tom!
Ik zit al op de bodem van de put, als ge mij nog dieper wilt, zult ge zelf moeten graven.

Ik ben een fan van W817.

Ochtend

Een vrije dag.
Dan kan ik 's morgens mijn kop thee helemaal leeg drinken. Een stukje lezen voor ik onder de douche ga. Voor de klerenkast zitten kijken en denken wat er mooi is op deze rok. Tussendoor heen-en-weren op het web. Meer thee zetten en aan de slag gaan.
Maar eerst een paar kousen zoeken en mijn haren drogen.

26.1.05

Evening after

Gisteravond vergaderd. Het soort vergadering dat niet 's avonds zou mogen zijn omdat ik er energie van krijg, en dan moet zien te slapen terwijl de adrenaline door mijn lijf jaagt.
Dus slecht geslapen.
Dus nu te moe om recht te staan
te douchen
en in bed te kruipen.

25.1.05

Vakantie op Wadsoog

Ik geef grif toe dat de vakantieboeken van Querido mij verleiden met hun ronkende namen (Edward van de Vendel, Martha Heesen, Bart Moeyaert, Guus Kuijer, vele anderen), met niet meer dan dat. Voor het principe van veel losse, korte dingetjes in een dik boek loop ik doorgaans niet warm. Ik begrijp dat het leuk is voor in de auto onderweg, als je niet snel wagenziek wordt, of voor vlugvlug tussendoor wanneer je het eigenlijk te druk hebt met andere dingen. Hutten bouwen bijvoorbeeld, of gaan zwemmen en ijsjes eten.
Maar.
Vorig jaar zag het er anders uit. Het boek heet Vakantie op Wadsoog en alle verhalen spelen zich af in en rond Hotel De Woelige Baren op het eiland Wadsoog. Ik was op slag gecharmeerd. Hotels spreken tot mijn verbeelding, dat zijn oorden vol verhalen (zie verder bijvoorbeeld "Diskaren", in eerste kan gelezen en blijven hangen, uit de bundel Sökarna waarin Per Olof Sundman een pensioneigenaar aan het woord laat). Bovendien zag ik Mogelijkheden. Rook ik Kansen. Want verschillende schrijvers samengebracht op één plek, dat geeft een rode draad, een continuïteit - net datgene dat ik mis in vakantieboeken vol losse, korte dingetjes. Ik kreeg zowaar visioenen van terugkerende personages en dezelfde gebeurtenissen langs verschillende kanten bekeken. Min of meer terecht, zo blijkt. Personages uit het ene verhaal lopen nietsvermoedend door het andere, en het hotelperonsoneel blijft steeds zijn eigen, zij het ietwat zwart-witte, zelf.
Maar de reden van dit schrijven is niet dat ik Vakantie op Wadsoog achter de kiezen heb en dat enthousiast diets wil maken aan de rest van de wereld. Eerlijk gezegd zit ik nog niet eens in de helft. Ik heb net "Het kind" van Guus Kuijer gelezen, het zesde verhaaltje van de achttien. En de reden van dit schrijven.
Met Robert Kuijer, 'geen familie' (p. 89), schept Guus Kuijer één van de prachtigste personages uit de bundel. Waardig en statig als een eeuwenoud huis torent Robert Kuijer uit boven al het overige jonge geweld, dat rondloopt met zand tussen de tenen en in de haren, al dan niet sjagrijning om mama en/of papa en/of die hele rotvakantie.
Robert is een oude vent in jong vel. Hij laat zich graag verdwalen, heeft genoeg aan zichzelf en houdt van klassieke muziek. De manier waarop hij zich meewarig opstelt boven zijn ouders - twee sportieve mensen, die met strandstoelen onder de arm naar zee trekken, naar popmuziek luisteren en hem Robbie noemen, want 'dat is namelijk veel vlotter dan Robert' (p. 87) - is aandoenlijk maar doet tegelijk een grote eenzaamheid vermoeden:

Als ik thuis met mijn discman op mijn kop zit, roept mijn vader soms dwars door de muziek heen: 'Hé Robbie, wij zijn er ook nog hoor, wij, de mensen!'
Dan is het de bedoeling dat ik de discman afzet en gezellig meedoe. Ik wil mijn ouders geen verdriet doen, echt niet, maar ik ben niet zo gezellig. Dus dan zitten we een tijdje onwennig te zwijgen en dan zeg ik: 'Ik ga maar weer eens.' Ik loop naar mijn kamer en zet de discman op mijn kop. Als kind ben ik een mislukking, maar misschien word ik een goede violist. Ik hoop dat ze dan een beetje trots op me zullen zijn. (p. 92)

In tegenstelling tot de andere kinderen in het hotel (en in de bundel) slaat Robert niet meteen op de vlucht bij de eerste aanblik van de strenge, norse mevrouw Parelhoen. Wel is hij vrijwel onmiddellijk getroffen door de schoonheid van haar parelketting - 'Ik ken pianomuziek die ongeveer zo parelt als de parelketting van deze mevrouw Parelhoen: de nocturnes van Chopin.' (p. 88) Hij voelt zich goed bij haar, omdat zij hem niet aankijkt met die vertederende blik van een volwassene die een kind ziet, omdat zij hem net zo behandelt als ze alle andere (grote) mensen behandelt.
De verbondenheid tussen de twee, alsook Roberts eenzaamheid, wordt haarfijn en subtiel aangeraakt wanneer Robert mevrouw Parelhoen naar Brahms laat luisteren. Het is 's ochtends vroeg, ze zitten allebei toevallig op hetzelfde bankje in de duinen, en Robert wil haar laten horen dat er uit zijn discman geen lawaai komt: 'Luister een paar minuten.' (p. 93) Bij het luisteren gaan haar lippen op een kier, en dept ze met een zakdoek de tranen uit haar ooghoeken. Het gesprek dat ze daarna over Brahms hebben, gaat rechtstreeks naar het wezen van hem, en van haar. Ineens blijkt mevrouw Parelhoen een kloppend hart te hebben achter haar hoogopgeknoopte blouse.
Daar waar de meeste verhaaltjes toch vooral op zichzelf blijven bestaan, stelt Guus Kuijer met de relatie tussen Robert en mevrouw Parelhoen het gehele Vakantie op Wadsoog in heel ander perspectief, en dit van binnenuit. En brengt hij zo het beste in de bundel naar boven.

(Ook mooi, maar helemaal anders dan "Het kind", is "Vergeving" van Daan Remmerts de Vries. Het gaat over een goochelaar en een konijn en al klinkt dat niet zo flitsend, het verhaal is even absurd als dieptragisch en daarom zeer de moeite waard.)

Guus Kuijer, Hans Hagen, Edward van de Vendel, Martha Heesen en vele anderen Vakantie op Wadsoog. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2004.

19.1.05

In zee

Vannacht gedroomd van iemand die ik amper ken, maar mijn god, hoeveel warms er in mijn onderbewustzijn schuilen moet voor deze persoon.
Goed dat ik hem maar amper ken en zelden tegen het lijf loop.
Ooit zo gedroomd van mijn lief. Toen nog niet mijn lief. Toen dacht ik: 'He, haha, gedroomd van die jongen die ik amper ken. Laat ik hem eens leren kennen.' En zie.
Maar deze jongen is getrouwd en al en ik heb een lief bij wie ik graag lang en gelukkig wil blijven.
Dus.
Verzegel de droom.
Kurk op de fles.
En in zee.

18.1.05

Hemelstof

Ik sta achteraan in een volle tram en kijk recht voor me uit, over de hoofden van de andere reizigers. Het is half vijf geweest. Het licht op het station, door de ramen langs links, is oranje.
Vanavond laat mijn lief me Gie Bogaert horen. Een held van hem. Laat het zijn held zijn, dacht ik altijd. Van hem alleen. Ik had nog geen boek van deze Bogaert gelezen, was hoop en al begonnen in De liefdeverzamelaar, op vakantie, op zo'n moment dat je alleen maar kijken wil en rondlopen en boeken je eigenlijk gestolen kunnen worden. Maar toen lag ik met hoofdpijn in bed en wou om tot rust te komen een stem die voorlas. Het werd het laatste stuk uit Hemelstof, 'De winst van het verlies'. Mij was alles goed, als het maar mijn lief was, met een boek. Voor mij alleen.
Vanaf de eerste regels wist ik dat het over mij ging. Ik weet niet of mijn lief dat ook wist, of weet. Ik denk het niet. Dat is niet erg. Het gaat over de herfst en de liefde, over herinneren en in een koffiehuis zitten. Het heeft heldere woorden en zinnen, die stuk voor stuk lijken te zeggen 'zo is het en niet anders, en als je dat niet waar vindt dan is het niet erg'. Maar ik vind het wel waar.

En al deed ze er alles aan om het niet te moeten geloven, ze kon er niet omheen: soms hield ook de liefde op en bleef alleen het verhaal ervan over. (p. 142)

Bijvoorbeeld.
Ik heb 'De winst van verlies' herlezen. Later, met een helder hoofd. Het is erg mooi. Maar nooit zo intens als die keer met hoofdpijn in bed, met mijn ogen dicht en met hier en daar een flard missend van de slaap.

Gie Bogaert is te beluisteren in de laatste Gulliver (niet met Firefox). Hij heeft een heel aangename stem.

Gie Bogaert Hemelstof. Amsterdam: Uitgeverij Podium, 2004.

16.1.05

De Noordenwindheks

Daan Remmerts de Vries doet de truc met het gordijn. Aan de ene kant ligt Rifka, aan de andere kant Mori. Allebei zijn ze ziek, betoverd door de Noordenwindheks, en aan hun bed gekluisterd. Alles wat ze hebben zijn woorden, en elkaar.
Het boek heeft twee voorkanten, waarvan geen van beide ook maar een greintje meer voorkant is dan de andere, zodat je het boek helemaal zelf in handen hebt. Je kiest zelf wiens verhaal je eerst leest. Een vondst even eenvoudig als geniaal: als lezer ben je bij Rifka, of bij Mori, de ander is alleen een stem. Alles wat hij, of zij, zegt is waar, want alles wat je krijgt. Van daaruit vertrekken de gedachten van Rifka, of Mori, en die van jou. Van daaruit is het aan de verbeelding – ‘Gebruik je fantasie maar. Want alles wat je kunt bedenken is waar.’ (p. 45)
Helemaal spannend wordt het wanneer je de ene helft uit hebt, en aan de andere begint. Dan krijgt de stem van voorheen botten, vel, een hart en gedachten. Maar het allermooist is dat je dan ten volle merkt hoe Mori en Rifka beginnen leven in elkaar.

Daan Remmerts de Vries De Noordenwindheks. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2004.

Pascale Platel

De man zegt dat ze Peter Pan van J.M. Barrie zeker moet lezen. Omdat er een zin in staat; elke keer dat iemand zegt dat elfjes niet bestaan, gaat er een elfje dood.
Ze vond het geweldig, maar geen reden om het boek te lezen.
'Misschien is dat genoeg, die zin.'

14.1.05

Gregie

Toen Gregie de Maeyer stierf was ik negentien. (Dat heb ik nagekeken. Ik dacht eerst dat ik vijftien of zestien ofzo was, naar de middelbare school ging en nog een abonnement op Top Magazine had. Maar nee. In juli 1998 was ik net geen twintig en pas geslaagd in eerste kan.) Ik was geen grote fan - zoals dat heet - maar stond er verslagen bij te kijken.
Vanochtend was ik op zoek naar prentjes van speurneuzen, deftige dames en heren, van ridders en prinsessen, toen ik over een rondslingerend exemplaar van Gregie viel. En omdat er niemand in de buurt was die op mijn vingers kon kijken (en eventueel tikken) ging ik zitten bladeren, zitten lezen, met mijn poep warm op de loeiende vloerverwarming. Gregie bleek een soort huldeboek, een vriendenboek, een boek ter ere van. Met herinneringen en foto's, en erg veel liefde. En gemis. Het was prachtig en droevig tegelijk.

Norbert Vranckx (samensteller) Gregie: 1951-1998. Leuven: P., 2002.

Van de schrijver en de eend

Omdat we het daar weleens over hebben en het er niet altijd over eens zijn, krijg ik bij wijze van cadeau een citaat van mijn lief. Het is van Margaret Atwood en het gaat zo:

Wanting to meet an author because you like his work is like wanting to meet a duck because you like paté.

13.1.05

Ochtend blues

Ik werd vanochtend wakker en ik dacht dat het weekend was.
Auw.

10.1.05

12 12

Eens in de zoveel maanden regel ik mijn bankzaken. Zaterdag was het zover. Een behoorlijk bedrag voor mijn lief (die in onze naam de huur behartigt), een niet zó maar toch behoorlijk bedrag voor mijn pa (die in mijn plaats rekeningen à la Base en bril vereffent), en een bedrag voor Zuid-Oost Azië.
Geweten gesust.
Geweten gesust?
Sinds jaar en dag kamperen Artsen zonder Grenzen, Dokters zonder Vakantie, de Cliniclowns, Amnesty International, de Sleutel, Oxfam, het Rode Kruis en Greenpeace om de beurt aan de ingang van het gebouw waar ik werk.
Of ik even een minuutje tijd heb.
Ik heb geen tijd.
Of ik geef om het milieu.
Ik geef geen zak om het milieu.
Of ik...
Nee. Nee nee nee!
Ik zou ze stante pede neersabelen. Mijn ogen schieten steevast vuur. Alleen naar de man van de Daklozenkrant, die al maanden trouw aan het shoppingcenter aan de overkant staat, glimlach ik terwijl ik van 'nee dank u' gebaar. Alleen bij de man van de Daklozenkrant voel ik mij een klein beetje schuldig, als ik twee minuten later met de krant of de Humo of -godbetert- een woonboekje onder mijn arm weer naar buiten draaf.
Goede doelen verkleed als verlepte studenten in een t-shirtje met opdruk kunnen mij gestolen worden. De honger in Afrika, het kappen van Zuid-Amerika, uitstervende ijsberen op de Noordpool, het is mij allemaal worst.
Want ik kies zelf wel aan wie ik geef, dank u zeer.
Zeg ik dan.
Maar dat bedrag, die zaterdag, op 12 12 was een gelegenheidsgift. Een eenmalige actie van mijnentwege.
'Bah,' zeg ik dan.
Ik spreek mezelf streng toe. Dat ik het geld dat ik wegsmijt aan de Boekenclub of aan dat Base abonnement maar eens in een goed doel moet steken. Maar dan beginnen de problemen. L'embarras du choix. Wordt het Artsen zonder Grenzen? Unicef? Een snoezig Plan-kindje?
Blijkt 12 12 nog handig. Niet moeten kiezen. Gewoon doen.

Tsunami 12-12: Azië heeft dringend uw gift nodig.

9.1.05

Na de kerst

Als de wind niet zo koud was, zou het buiten een eerste lentedag kunnen zijn. Binnen ontmantelen we de kerstboom. Dennennaalden in mijn vingers, in mijn schoenen, overal op de grond.
Het vervelende aan Kerstmis zijn de verloren bomen achteraf. Dus denk ik aan volgend jaar, en het moment waarop ik de kerstballen weer uitpak waarvan ik vergeten was dat ik ze dit jaar gekocht had.

4.1.05

Helden

Op één dag, tussen negen en vijf, verhuizen we met z'n tienen een hele jeugdafdeling, met boek en rek en al, naar een andere ruimte. Onderweg krijgt iemand een leeg boekenrek tegen zijn lip, en een kind dat toevallig langsloopt ontsnapt ternauwernood aan een literaire lawine, maar om vijf uur ploffen we neer.
Moe.
Voldaan.
En morgen weer een dag.

1.1.05

Het bijna ware verhaal van Cedar B. Hartley

Het eerste boek van het jaar is Het bijna ware verhaal van Cedar B. Hartley (die van plan was een ongewoon leven te leiden) van Martine Murray.
Dat is een goed begin.
Het volgende in het rijtje Australische meesterwerken, na pakweg Het tunnelkind van Sonya Hartnett en Pobby en Dingan van Ben Rice. (Dat is in willekeurige volgorde - in tegenstelling tot ongeveer elke mogelijk denkbare lijstjesmaker dezer dagen, heb ik het moeilijk met top 3-en, 25-en of 100-en.) En met Cedar is ook de volgende bijzondere zonderling aan het rijtje toegevoegd.
Waar de zandkorrels en het stof in Het tunnelkind en Pobby en Dingan genadeloos onder je nagels kruipen, is Het bijna ware verhaal van Cedar B. opvallend fris, levendig en groen. Niets van het dorre, droge landschap, schurftig van restanten vervlogen dromen, bij Murray. Wel veel zuurstof die ademruimte geeft aan de zogenaamde pijn van het zijn; sprankelende liters zuurstof die niet in het minst opborrellen uit de taal zelf.
Het bijna ware verhaal van Cedar B. Hartley is een feest om te lezen. De drang hele lappen tekst uit een verhaal over te schrijven, moet nooit zo hevig geweest zijn sinds de keer dat ik Geen wonder dat mijn moeder met de goudvissen praat van Ed Franck voor het eerst las, jaren en jaren geleden. Net als Benny heeft Cedar een magistraal opmerkingsvermogen. Ze bekijkt de dingen en de mensen om zich heen met een scherpe blik, giet hen in woorden die haarfijn zijn en rechtstreeks naar de kern gaan. Vaak schiet ze met de pijlen van de vergelijking, zoals in 'Ik voelde me net een stuk papier dat zojuist in reepjes was gescheurd en verstrooid in de wind.' (p. 180) Prachtig, maar op een heel andere manier, is ook het stukje waarin Kite toevallig een beetje blote buik toont:

Hij strekte zijn armen in de lucht en bleef even in de deuropening hangen. Ik kon zijn navel zien. En zijn buikspieren. Mijn hand wilde hem kietelen, maar ik hield hem tegen. Toen ging hij weg. (p. 197)

In de korte zinnen stokt haar adem. Geen vergelijking, geen adjectief kan hier voor de juiste woorden zorgen, maar het stille, onuitgesproken verlangen is vlijmscherp en levensecht.
In kleine, soms banale woorden schildert Cedar kleurige portretten van de werkelijkheid. Het meesterlijk eenvoudige 'Mamma heeft liever een kop koffie dan een chocoijsje. Zo gek is ze.' (p. 94) tekent de voor kinderen onbegrijpbare genoegens van volwassenen, en daarmee de gapende kloof tussen de twee. Een andere keer kan je niet anders dan glimlachen om het banale, maar ongemeen ware 'Als het fornuis dan schoon is, ziet alles er weer piekfijn uit, als een huis op tv.' (p. 16)
Wanneer het over de aard van het leven zelf gaat, balanceert Cedar een enkele keer op de slappe koord tussen waarheid en meligheid - wanneer ze in contact komt met het Het en het Leven bijvoorbeeld. Maar de dreigende klefheid wordt nog voor ze kan toeslaan onderuit gehaald door het leven met een kleine l. Het leven zoals het op elk moment van de dag aan je peutert:

Ga naar huis, zei het Leven. Ga naar huis.
Om je de waarheid te zeggen was ik nogal opgelucht omdat ik toch al honger had. Ik bleef daar nog een eerbiedig moment zitten en toen sleepte ik die koffer mee terug naar huis terwijl ik een aannemelijk verhaal probeerde te bedenken om aan mamma te vertellen.
(p. 192-193)

Dat alles wil daarom nog niet zeggen dat het leven van Cedar over rozen gaat. Haar vader is lang geleden en onder duistere omstandigheden gestorven, haar moeder werkt te hard en haar broer is maanden geleden met de noorderzon vertrokken - niets dan een spoor poëtische maar vooral erg vage postkaarten achter zich latend. Af en toe wil ze met een grote steen naar dat hele leven gooien, 'omdat het niet een rechte hobbelloze weg is maar altijd een bocht opwerpt die je niet kunt nemen.' (p. 217)
Zo is Het bijna ware verhaal van Cedar B. Hartley. Zoals het leven.
Klein en kriebelend en allesomvattend.

Begin

Het nieuwe jaar begint vroeg in de namiddag en rustig in de zetel. Met rechts thee en een schaal luxe-koekjes (het is een feestelijke dag) en links de beste Belgische songs aller tijden. Omdat ik er het dichtst bij zit, bedien ik de volumeknop.
Ik denk aan D. en de Belgische cd's die ik ooit van Göteborg naar Halmstad en weer terug sleurde. In navolging daarvan gaan er vandaag verschillende nummers via onduidelijke, telepatische wegen richting Nederland. Met zinnen als 'complexity of the human psyche' en 'de wereld is een vuilnisbak met het deksel op een kier' als grote, kleurige stickers op de verpakking.
Lezen wordt er niet gemakkelijker door, maar vandaag hebben we tijd dus is het niet erg.