25.1.05

Vakantie op Wadsoog

Ik geef grif toe dat de vakantieboeken van Querido mij verleiden met hun ronkende namen (Edward van de Vendel, Martha Heesen, Bart Moeyaert, Guus Kuijer, vele anderen), met niet meer dan dat. Voor het principe van veel losse, korte dingetjes in een dik boek loop ik doorgaans niet warm. Ik begrijp dat het leuk is voor in de auto onderweg, als je niet snel wagenziek wordt, of voor vlugvlug tussendoor wanneer je het eigenlijk te druk hebt met andere dingen. Hutten bouwen bijvoorbeeld, of gaan zwemmen en ijsjes eten.
Maar.
Vorig jaar zag het er anders uit. Het boek heet Vakantie op Wadsoog en alle verhalen spelen zich af in en rond Hotel De Woelige Baren op het eiland Wadsoog. Ik was op slag gecharmeerd. Hotels spreken tot mijn verbeelding, dat zijn oorden vol verhalen (zie verder bijvoorbeeld "Diskaren", in eerste kan gelezen en blijven hangen, uit de bundel Sökarna waarin Per Olof Sundman een pensioneigenaar aan het woord laat). Bovendien zag ik Mogelijkheden. Rook ik Kansen. Want verschillende schrijvers samengebracht op één plek, dat geeft een rode draad, een continuïteit - net datgene dat ik mis in vakantieboeken vol losse, korte dingetjes. Ik kreeg zowaar visioenen van terugkerende personages en dezelfde gebeurtenissen langs verschillende kanten bekeken. Min of meer terecht, zo blijkt. Personages uit het ene verhaal lopen nietsvermoedend door het andere, en het hotelperonsoneel blijft steeds zijn eigen, zij het ietwat zwart-witte, zelf.
Maar de reden van dit schrijven is niet dat ik Vakantie op Wadsoog achter de kiezen heb en dat enthousiast diets wil maken aan de rest van de wereld. Eerlijk gezegd zit ik nog niet eens in de helft. Ik heb net "Het kind" van Guus Kuijer gelezen, het zesde verhaaltje van de achttien. En de reden van dit schrijven.
Met Robert Kuijer, 'geen familie' (p. 89), schept Guus Kuijer één van de prachtigste personages uit de bundel. Waardig en statig als een eeuwenoud huis torent Robert Kuijer uit boven al het overige jonge geweld, dat rondloopt met zand tussen de tenen en in de haren, al dan niet sjagrijning om mama en/of papa en/of die hele rotvakantie.
Robert is een oude vent in jong vel. Hij laat zich graag verdwalen, heeft genoeg aan zichzelf en houdt van klassieke muziek. De manier waarop hij zich meewarig opstelt boven zijn ouders - twee sportieve mensen, die met strandstoelen onder de arm naar zee trekken, naar popmuziek luisteren en hem Robbie noemen, want 'dat is namelijk veel vlotter dan Robert' (p. 87) - is aandoenlijk maar doet tegelijk een grote eenzaamheid vermoeden:

Als ik thuis met mijn discman op mijn kop zit, roept mijn vader soms dwars door de muziek heen: 'Hé Robbie, wij zijn er ook nog hoor, wij, de mensen!'
Dan is het de bedoeling dat ik de discman afzet en gezellig meedoe. Ik wil mijn ouders geen verdriet doen, echt niet, maar ik ben niet zo gezellig. Dus dan zitten we een tijdje onwennig te zwijgen en dan zeg ik: 'Ik ga maar weer eens.' Ik loop naar mijn kamer en zet de discman op mijn kop. Als kind ben ik een mislukking, maar misschien word ik een goede violist. Ik hoop dat ze dan een beetje trots op me zullen zijn. (p. 92)

In tegenstelling tot de andere kinderen in het hotel (en in de bundel) slaat Robert niet meteen op de vlucht bij de eerste aanblik van de strenge, norse mevrouw Parelhoen. Wel is hij vrijwel onmiddellijk getroffen door de schoonheid van haar parelketting - 'Ik ken pianomuziek die ongeveer zo parelt als de parelketting van deze mevrouw Parelhoen: de nocturnes van Chopin.' (p. 88) Hij voelt zich goed bij haar, omdat zij hem niet aankijkt met die vertederende blik van een volwassene die een kind ziet, omdat zij hem net zo behandelt als ze alle andere (grote) mensen behandelt.
De verbondenheid tussen de twee, alsook Roberts eenzaamheid, wordt haarfijn en subtiel aangeraakt wanneer Robert mevrouw Parelhoen naar Brahms laat luisteren. Het is 's ochtends vroeg, ze zitten allebei toevallig op hetzelfde bankje in de duinen, en Robert wil haar laten horen dat er uit zijn discman geen lawaai komt: 'Luister een paar minuten.' (p. 93) Bij het luisteren gaan haar lippen op een kier, en dept ze met een zakdoek de tranen uit haar ooghoeken. Het gesprek dat ze daarna over Brahms hebben, gaat rechtstreeks naar het wezen van hem, en van haar. Ineens blijkt mevrouw Parelhoen een kloppend hart te hebben achter haar hoogopgeknoopte blouse.
Daar waar de meeste verhaaltjes toch vooral op zichzelf blijven bestaan, stelt Guus Kuijer met de relatie tussen Robert en mevrouw Parelhoen het gehele Vakantie op Wadsoog in heel ander perspectief, en dit van binnenuit. En brengt hij zo het beste in de bundel naar boven.

(Ook mooi, maar helemaal anders dan "Het kind", is "Vergeving" van Daan Remmerts de Vries. Het gaat over een goochelaar en een konijn en al klinkt dat niet zo flitsend, het verhaal is even absurd als dieptragisch en daarom zeer de moeite waard.)

Guus Kuijer, Hans Hagen, Edward van de Vendel, Martha Heesen en vele anderen Vakantie op Wadsoog. Amsterdam/Antwerpen: Querido, 2004.

Geen opmerkingen: