13.6.05

De zomer van de snoek

Dat ik De zomer van de snoek gelezen hebt, komt door een misverstand. Toen het op mijn werk binnenkwam, herkende ik de titel. Ik meende ergens opgevangen te hebben dat het een erg grappig boek was, het grappigste in tijden. En ik wou wel even lachen, dus.
Dat was fout, dus.
De zomer van de snoek is veel, maar erg grappig of het grappigste in tijden is het niet. Dat was een verbindingsfoutje in mijn hoofd. Achteraf gezien was het goede fout, of gewoon het lot, want De zomer van de snoek is een kleine parel die ik voor geen geld had willen missen. Het is een klein verhaal, over de kasteelkinderen Anna, Lucas en Daniël en over die hete zomer die al in mei begon - 'dat het onze laatste zou worden, had toen niemand geloofd.' (p .5) Dat in die paar woorden op de eerste bladzijde een hele wereld en een heel leven ligt, besef je pas wanneer het verhaal uit is.
In woorden van een bedrieglijke eenvoud schrijft Jutta Richter over tijd en over afscheid. Over hunkeren naar je moeder die er is en naar je vader die er niet is. Over doodgaan en over hoe het leven daarna op zijn eigen meedogenloze manier gewoon verdergaat. De zomer van de snoek is een klein verhaal over de grootste dingen; net die combinatie maakt dat dit boek vlijmscherp is maar dat het tegelijk het juiste, voorzichtige doekje op het bloeden legt.
Het is het mes en de pleister in één.
De pijn en de troost.
De zomer van de snoek is een erg mooi boek.

Jutta Richter De zomer van de snoek. Lannoo, 2005.

Geen opmerkingen: